Een viool of cello bestaat uit diverse onderdelen. In dit artikel worden deze onderdelen beschreven.

De basbalk of zangbalk

De basbalk is een latje van fijn generfd, harsvrij vurenhout of fijnspar waarvan de nerflijnen, die in de lengte lopen, maximaal 1 tot1,5 mm uit elkaar mogen liggen.

De basbalk wordt aan de binnenkant van het bovenblad in de lengterichting aangebracht aan de kant van de lage snaren. De jaarringen staan loodrecht op het bovenblad van het instrument waarin de basbalk verlijmd wordt. Dus geen nerflijnen aan de zijkant.

De basbalk van een viool

De basbalk van een viool

Hij heeft als functie dat deel van het bovenblad dat onder de lage snaren ligt meer stevigheid te geven en om het klankevenwicht in het blad te herstellen, door het bovenste en onderste trillingsdeel van het blad met elkaar te verbinden. De Italianen noemen de basbalk “catena”, ketting, waardoor de twee delen verbonden worden tot een groot trillingsvlak. Hierdoor kunnen de trillingen van de lage snaren over de hele breedte van het blad doorgegeven worden.

De plaats van de basbalk wordt door de plaats van de kamvoetjes bepaald.

De plaats van de kamvoetjes wordt bepaald door de kerven van de f-gaten.

De basbalk loopt onder het buitenste deel van de linker kamvoet, waarbij hij vanaf de buitenkant 1 tot 1,5 mm naar binnen wordt verlegd. Dit geeft een vast meetpunt t.o.v de middellijn van het blad. Vanaf dit punt wordt de wordt de basbalk iets gedraaid. Hij loopt niet parallel met deze middellijn maar proportioneel t.o.v de onder- en bovenbreedte van het bladdeel. Volgens Möckel parallel aan de G-snaar.

De plaats van de basbalk is heel precies te bepalen.

Als men op het akoestisch centrum ( de kamlijn) de plaats van de basbalk heeft bepaald, zie boven, deelt men het bladdeel van middellijn tot krans, zowel boven als onder, in 7 gelijke delen. De binnenkant van de uiteinden van de basbalk legt men precies op de eerste deelpunten vanaf de middellijn.

Als de basbalk in het akoestisch midden niet exact op het meetpunt uitkomt moet hij in zijn geheel proportioneel wordt opgeschoven.

De vorm van de basbalk wordt zo gemaakt dat de uiteinden niet op het blad rusten. De balk wordt onder enige spanning op het blad gelijmd om deze zo wat meer veerkracht te geven. Volgens Roussel mag de spanning voor een viool tot 4 mm en voor een cello tot 6 mm bedragen. Meestal bepalen vioolbouwers de nodige spanning tussen duimen en wijsvingers.

De maten van de basbalk zijn:

  • voor viool hoogte 10/14 – 1,5 mm
  • breedte 5/5.5 mm
  • Alt hoogte 12/16 – 2.0 mm
  • breedte 6/7 mm
  • cello hoogte 23/25 – 5 mm
  • breedte 10/11 mm

Het hoogste deel van de basbalk ligt onder de kamvoet en moet naar de einden toe iets hol oplopen.

Bij oude en/of zwakkere bovenbladen moet de basbalk iets steviger worden uitgevoerd.

Een bovenblad dat in de lengterichting sterk gewelfd is en daardoor moeilijker te vervormen kan met een wat lichtere balk voorzien worden. Ook de diepte van de hohlkehlen speelt in dezen een rol. Als een blad over het algemeen gemiddeld van dikte is en de randen vrij dun zijn gemaakt dan moeten de uiteinden van de balk wat forser worden. Bij dikkere randen worden de einden van de balk wat lichter.

Het is onlogisch de basbalk vanaf het hoogste deel symmetrisch naar boven en onder te laten verlopen. Het deel boven de f-gaten kan wat lichter worden uitgevoerd als het deel onder de f-gaten omdat het blad onder breder is als boven. Het hoogste deel onder de kamvoet zou als gewicht/balanspunt kunnen fungeren.

De definitieve vorming en hoogtebepaling van de basbalk gebeurt pas als deze ingelijmd is en het blad getest op veerkracht en souplesse.

Met dank aan: F. Sacconi, H. Rödig, O. Möckel en A. Roussel

 

De kam

De kam is van zeer groot belang voor de klankvorming. Aan de kam en de plaatsing ervan dient dan ook grote zorg besteed te worden. De kam, met zijn specifieke vorm en onderdelen als kop, oren en hart, heeft door de eeuwen heen experimenteel zijn huidige vorm gekregen. Elk onderdeel en de vorm ervan levert een bijdrage tot de klank van het instrument.

De kam van een viool

De kam van een viool

De kam van een viool: zijaanzicht

De kam van een viool: zijaanzicht

 

 

 

 

 

Bij het aanspannen van de snaren heeft de kam de neiging om in de trekrichting van de snaren mee te buigen of over te hellen. Het is erg belangrijk dan de kam precies tussen de inkepingen van de f-gaten staat, loodrecht met de platte kant t.o.v. het bovenblad. Controleer of de kamvoetjes precies passen op het boven blad met een dun velletje papier. Slecht passende voetjes kunnen geen goede klank produceren omdat hier de overbrenging van de snaartrilling op het bovenblad plaatsvindt.

De hoogte van de kam en is van gelang voor de klankvorming, maar ook voor de aanspreekbaarheid van een instrument. De bespeelbaarheid hangt vooral af van de ruimt tussen de snaren en het uiteinde van de toets. De curve van de kamkop is van belang voor de snaarhoogte.

De snaarhoek op de kamkop bepaalt de druk van de snaren op het bovenblad. Is de hoek te scherp dan zal de druk te groot zijn en de klank is wazig en dof. Het instrument is moeilijk bespeelbaar en spreekt slecht aan. Is de snaarhoek te groot dan zal het instrument zwak en leeg klinken.

Controleer regelmatig of de snaren niet in de kamkop insnijden. Is dat wel het geval dan zal de kam vernieuwd moeten worden.

Alles moet regelmatig worden gecontroleerd: Snaarhoek, snaarhoogte, de stand van de kam. Als deze niet precies recht staat en de voetjes niet exact aanpassen aan het blad. Staat de kam achterover dan heeft dat grote invloed op de klankkleur, Wel meer boventonen maar het instrument spreekt slecht aan en er ontstaan meer bijgeluiden.
Als de kam naar voren neigt dan spreekt het instrument goed aan maar in de klank ontbreekt het aan boventonen.

De stapel

De stapel wordt ook wel de ziel van het instrument genoemd en speelt een heel belangrijke rol bij de klankvorming van een viool of cello. De stapel is een klein vurenhouten stokje dat tussen het onder en het bovenblad staat geklemd, vlak achter de rechter kamvoet. Belangrijk is de exacte plaatsing van de stapel en de spanning die hij tussen de beide bladen veroorzaakt.

De stapel van een viool

De stapel van een viool

De positie van de stapel is precies achter de rechter kamvoet. De afstand tussen de stapel en de kamvoet is de helft van de diameter van de stapel. In de meeste gevallen wordt de exacte plaats van de stapel proefondervindelijk bepaald. Als het instrument goed klinkt is het van belang de positie van de stapel vast te leggen om deze na eventuele reparaties of onderhoud op de precieze plaats terug te kunnen zetten

Het is ook belangrijk dat de nerf van de stapel haaks staat op de lengterichting van de viool of cello. Het spreekt vanzelf dat de stapel recht moet staan en precies aansluiten aan de welving van de bladen.

Een te hoge stapel veroorzaakt verslechtering van de klank en aanspreekbaarheid en geeft een risico van beschadiging van het bovenblad. (stapelbreuk). Bij een grote spanning zal het instrument schel en scherp klinken. Bij te geringe spanning zullen de E en de A snaar zwak zijn. Dit is ook het geval als de stapel te ver van de kamvoet staat.

Als de G en de D snaar zwak en leeg klinken en niet geharmoniseerd, dan moet de stapel verplaatst worden in de richting van de zangbalk. Elke verplaatsing van de stapel hoe gering dan ook, veroorzaakt een klankverandering. Een vioolbouwer kan in samenwerking met de bespeler door klankanalyse de juiste plaats van de stapel bepalen.

 

De krul

Je moet je realiseren dat de vorm en omtrek van de krul niet alleen om esthetische redenen zo zijn gemaakt. De massa der delen van de krul hebben invloed op het functioneren van het instrument. Omdat deze ver van de corpus verwijderd is en daardoor een grote hefboom werking heeft. De breedte van het “ slakkenhuis” moet zorgvuldig gepland worden. De dichtheid van het hout van de hals en krul speelt voor de massa van het geheel een wezenlijke rol

 

De sleutels

De van ebben gemaakte sleutels zijn veel zwaarder dan de palissander sleutels die tegenwoordig vaak worden toegepast. Men was zich er niet van bewust dat de toepassing van lichtere sleutel een verheldering van de klank met zich mee bracht. De sleutels kunnen ook sterk in gewicht verschillen door de lengte en de dikte van de steel. In 1937 werd er vernieuwing bij de sleutels (cello) toegepast door het middenstuk waar de snaar wordt opgewonden dunner te maken. Op de kleinere omvang laat de snaar zich gemakkelijker opwinden en fijner stemmen. Om te voorkomen dat de sleutel te zwak zou worden werd er een metalen pen in gezet. Let dan weer op het totaal gewicht!

Wolfstonen opheffen kan soms door de sleutels lichter te maken.

 

De toets

Het belangrijkste is dat deel dat het verst van de krul verwijderd is. In het algemeen moet de toets in het overstekende deel goed worden uitgehold. Een te grote massa aan het uiteinde geeft een te grote buigzaamheid en een vertraging van de trillingen. De toets van een instrument vervangen is een lastige opgave. Veel solisten klagen er over dat na het vervangen van de toets de klank van het instrument niet meer dezelfde is. Voor het verwijderen van de toets moet je eerst het instrument bespelen om de klank in te schatten; vooral de midden en de lage tonen. Daarna moet je oude toets zorgvuldig kopiëren daarbij rekening houdend met de dichtheid van het hout Je moet toch rekening houden met kleine afwijkingen bij de nieuwe toets. Als er wolfstonen optreden of andere bijgeluiden dan is de toets aan het einde te dik en moet je een lichtere toets aanbrengen. Als de oude toets toch weg mag kun je als proef enkele spanen hout onder de toets weg halen om de juiste massa te bepalen voor je aan de nieuwe toets begint.

 

De snaren

Alleen goede snaren kunnen een goede, mooie klank produceren. Er zijn veel goede snaren in de handel maar niet alle snaren zijn voor elk instrument de beste. Soms moet men verschillende snaren met elkaar combineren om de beste toon uit uw instrument te halen.

De darmsnaar

Vroeger was de darmsnaar de enige voor handen zijnde snaar. In tegenstelling tot wat men vaak denk wordt de darmsnaar niet van kattendarmen gemaakt maar van schapendarmen. Over het algemeen hebben darmsnaren een mooie ronde toon gedragen toon maar ze hebben ook hun nadelige kanten. Ze zijn maar beperkt houdbaar en slijten sneller, ze zijn nogal temperatuur- en vochtigheidgevoelig en worden door transpiratievocht aangetast.
Barokinstrumenten worden tegenwoordig nog bespannen met onomwonden darmsnaren maar voor moderne instrumenten worden vaak omwonden darmsnaren gebruikt. De snaar bestaat dan uit een darmkern van schapendarm die omwonden wordt met fijn metaal.
Voor de omwikkeling worden verschillende soorten metaal of legeringen toegepast. Veel gebruikt is het lichte aluminium of zilver voor wat meer gewicht. Ook wordt goud, wolfram en titanium gebruikt maar ook koper, nikkel chroomstaal of tin. Elke snaar heeft zijn bijzondere eigenschappen.

 

Stalen snaren

Naast de darmsnaren zijn er de stalen snaren. Lange tijd het enige alternatief. Er bestaan twee soorten. Snaren met een massieve kern en met een kern van in elkaar gedraaide staaldraadjes.
Stalen snaren hebben hun eigen toon en timbre waar niet iedereen van houdt. Daarentegen zijn staalsnaren slijtvast, niet erg gevoelig voor temperatuur of vocht en zijn doorgaans goedkoper. Staalsnaren oefenen een grotere druk uit op het klankblad hetgeen soms een aanpassing vereist va de snaarhoek op de kam.
Voor de omwikkeling geldt hetzelfde als voor de die van de darmsnaar.

 

De kunststof snaar

Kunststof snaren hebben een kern van Perlon of Nylon die omwonden wordt zoals de darmsnaar met verschillende metaalsoorten. Kunststof snaren zijn minder gevoelig voor schommelingen van temperatuur en vochtigheid. De klank van de kunststof snaren is heel verschillend afhankelijk van het merk, type en de kwaliteit. Ook zijn de kunststof snaren leverbaar in verschillende sterkten. Vaak is een snarencombinatie nodig om het instrument optimaal te laten klinken en dat vraagt veel experimenteren.
Hierbij komt de dikte of sterkte van de snaar als extra factor. Darmsnaren zijn er in 4 of 5 diktes aangeduid met een getal als 15 1/4 of 16 3/4. Kunststof en staalsnaren geleverd in zacht , midden of hard. Men gaat in het algemeen uit van midden en en als deze te zacht klinkt gaat men over op een dikkere of sterkere snaar. Klinkt de snaar te hard dan neemt men een zachtere/ dunnere snaar. Afhankelijk van de kern van de snaar heeft een snaar kortere of langere tijd nodig om op klank te komen. en het duurt enige tijd voor de snaar niet meer in toonhoogte zakt.
De laatst ontwikkelingen op gebied van de kunststofsnaar zijn de snaren met een kern van een koolstofvezel

De meest bekende snarenmerken zijn:

  • Savarez-Corelli
  • Thomastik-Infeld
  • Pirastro
  • Larsen
  • Jargar
  • Prim
  • d’Addario

 

De strijkstok

Als een gevorderde violist toe is aan een betere uitrusting voor de uitoefening van zijn vak of hobby zal hij allereerst aan de vervanging van zijn viool denken. Dit lijkt voor de hand liggend maar meestal draait dit op een teleurstelling uit als je nog geen kwaliteit strijkstok hebt om het beste uit het nieuwe instrument te halen. De strijkstok is van het grootste belang voor de toonvorming. De klankkwaliteit, de klankhoedanigheid en toonvolume worden bepaald door de strijkstok. De stok produceert de toon en het instrument is de “versterker” van de gevormde toon. Al naar gelang de kwaliteit, zal het instrument de toon beter of slechter versterken en er een eigen klankkleur aan toe voegen.
Het vinden van een goede stok verdient dan ook veel aandacht evenals het zoeken naar een goed instrument.

Wat is een goede stok??? Laat je door een vakman adviseren en probeer verschillende stokken voor je iets koopt.
Een goede stok is die strijkstok waarmee je het gemakkelijkste speelt en waarmee je jouw viool zo kunt laten klinken als jij dat wilt, voor een prijs die jij kunt en wilt betalen. Voor een prijs van rond 200 euro kun je al een redelijk tot goede stok kopen. Het zijn de duurste Brazil stokken en de goedkoopste Pernambuco. Duurder is niet altijd beter maar een hogere kwaliteit heeft natuurlijk ook zijn prijs.

Over de ontwikkeling van de strijkstok weet men eigenlijk niet veel. Toen de ontwikkeling van het strijkinstrument op zijn hoogte punt was en zijn perfectie had bereikt begon men aandacht te krijgen voor de strijkstok en werd er meer geëxperimenteerd om tegemoet te komen aan de eisen van de vernieuwde strijktechnieken. Over stokken uit de 18e eeuw en vroeger weten we alleen iets door afbeeldingen te bestuderen. De geschiedenis van de stokkenbouw begint gewoonlijk bij Tourte en Dodd. Vroegere stokken werden door het ontbreken van naamsvermelding toegeschreven aan vioolbouwers of vioolbouw-ateliers.
Vanaf de 10e eeuw treffen we de strijkstok aan in afbeeldingen zowel in de westerse als in de Arabische cultuur. Zo treffen we een musicerende David aan in het beeldhouwwerk aan kathedraal van Santiago de Compostella en zien we primitieve strijkstokken in Spaanse miniaturen uit de zelfde tijd. De strijkstok was meestal gebonden aan de vorm en type van het instrument. In de ontwikkeling zocht men naar een minder convexe buiging en betere beharing. Ook zocht men naar verbetering van de bevestiging van de beharing in de verschillende punten en slofvormen en manieren om de haarspanning te kunnen controleren.
Ook de veranderende muziek in de 18e eeuw met veranderende speeltechnieken vereiste een technische aanpassing van de strijkstok

Voor Tourte was er geen sprake van eenvormigheid of standaard in vorm of lengte. In het begin van de 17e eeuw hadden stokken een lengte van 33-38 cm terwijl in de tweede helft er stokken zijn met een speellengte van 50 tot 70 cm. In de 19e eeuw ontstond er een standaardisering van de strijkstok naar model van Tourte. Nog verschilde de speellengte van de Franse met die van de Italiaanse strijkstok. Ook Dodd en Tubbs bleven in Engeland nog afwijkende stokken maken.
Bepalend de kwaliteit van de stok is de toepassing van verschillende houtsoorten. Voor het spelen van barokmuziek was de stok van Slangenhout de meest geschikte. Vanaf het midden van de 18e eeuw worden er stokken gemaakt van Pernambuco en andere hardhout soorten die beter voldeden aan de eisen van de romantische speeltrant. Langzamerhand werd Pernambuco de algemeen gebruikte houtsoort voor de strijkstok.
Hoewel de maten van een moderne stok (tussen 56 en 65 gram) nagenoeg gelijk zijn bestaan binnen een zeer kleine begrenzing toch variaties. Zo vinden de meeste violisten een stok van 58 gram aan de lichte kant terwijl een stok van 62 gram soms zwaar gevonden wordt. Belangrijk is ook de plaats van het evenwichtspunt (ongeveer 25 cm van het eind ) en de verdeling van het gewicht over de lengte van de stok. Hetzelfde geldt voor de dikte, de spits toelopende vorm en de gelijkmatige spanning van de paardenharen. Doorslaggevend voor het speelkarakter van een goede stok zijn toch de elasticiteit en de verhouding in de veerkracht en de spanning van de stang over de hele lengte. Er zijn achtkantige en ronde stangen. Over het algemeen is er geen kwaliteitsverschil tussen achtkantige en ronde stokken. Het is een kwestie van persoonlijke voorkeur hoewel een achtkantige stok vaak duurder is als zijn ronde variant van het zelfde model.
In grote lijnen kunnen we de moderne strijkstokken indelen in twee grondtypen. De ene gaat terug op de stok van Tourte en de andere is een later ontwikkeling van het Tourte type door waarschijnlijk Voirin in het atelier van Vuillaume . De Tourte stok was naar huidige maatstaven erg licht, 55 gram en wordt door vakmensen vanwege uitstekend handwerk en houtkeuze als onovertroffen geschouwd. Vuillaume ontdekte dat het verloop van de dikte over de lengte van de conische stok asymmetrisch was waardoor de stok zeer veerkrachtig is en de spanning behouden blijft. Dit verloop is met behulp van een meetkundige formule bij benadering te berekenen is.

De Tourte stok is later vaak gekopieerd alleen wat dikker gemaakt om iets meer gewicht te krijgen. De belangrijkste stokkenmakers die Tourte navolgden zijn ongetwijfeld Voirin, Pecatte, een leerling van Vuillaume, Lupot, Eury en Henry. De Franse stokkenbouwers hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling en hebben stokken van grote kwaliteit gemaakt.
De Italiaanse strijkstokkenbouw kwam vooral uit de vioolbouw-ateliers en maakte van een eigen ontwikkeling door tot dat die geheel werd overheerst door de Fransen. Dit geldt eigenlijk ook voor de Duitse stokkenbouw die een sterk commercieel karakter heeft. Een paar stokkenmakers zijn boven het niveau van commercie uitgestegen zoals Bausch, Pretschner en Nűrnberger.
Het Engelse aandeel in de strijkstokkenbouw beperkt zich bijna uitsluitend tot W.E. Hill & Sons met uitzondering van goede vaklieden als Dodd en Tubbs

Het kiezen van een strijkstok is een moeilijke zaak voor een violist en tegelijkertijd een hele belangrijke. De strijkstok is de persoonlijke verbinding tussen strijker en instrument. Een violist wisselt wel eens van instrument maar veel minder van stok.