Hendrik Jacobs

Het Instrumenten Museum in Berlijn ligt pal naast de Grote Zaal van de Philharmonie en bestaat uit een ongedwongen, éénzalige expositieruimte. Slechts de catalogus doet gewichtig. Het museum exposeert een welhaast complete collectie antieke Europese muziekinstrumenten, waaronder een magnifiek klein orgel. En temidden van dit historische geweld van Stradivari, pommers, Böhm‑fluiten, dulcians, cavaleriepauken, Amati’s en Hotteterre‑hobo’s, hangt parmantig en soeverein een viool uit 1685 van Hendrik Jacobs; vioolbouwer te Amsterdam. Hendrik Jacobs?

Hendrik Jacobs Viool

Hendrik Jacobs viool in aanbouw

Al heeft Amsterdam een straat naar hem vernoemd, over het leven van Hendrik Jacobs is weinig bekend gebleven. En om de beperkte historische kennis die er over hem bestaat, heeft altijd een waas van geheimzinnigheid gehangen. De twijfel begint al met zijn geboortejaar: 1629 of 1630. Aannemelijk is het dat Hendrik Jacobs in Amsterdam werd geboren. Zijn ouders stierven jong, want in z’n huwelijksakte uit het stadsregister van augustus 1654 (een van de weinige documenten die er over Jacobs te vinden zijn) staat hij vermeld als de alleenstaande 25‑jarige Hendrik Jacobsz, vioolmaker in de Sint Antoniesbreestraat. De ‘z’ in zijn naam liet hij later achterwege, dus dat doen wij ook.

Hendrik Jacobs moet een heus atelier hebben geleid, want hij had leerlingen. Allereerst waren er zijn twee stiefzonen die hij opleidde tot (strijk)instrumentbouwer. Gijsbert Verbeek, de zoon van zijn eerste vrouw Femmeke Jans van Ossembrugge (weduwe Verbeek) en Pieter Rombouts, de zoon van Sibilla Barents (weduwe Verbeek), met wie Jacobs in 1676 trouwde na de dood van Femmeke Jans. Hij maakte de beide jongelingen volleerd instrumentmaker en nam ze op in eigen bedrijf. En verder is in de wereld van de connaisseurs ook Jacobs’ vermoedelijke leerling Willem van de Sijde een bekende naam.

Geruchten en bedrog

De violen van Hendrik Jacobs werden nogal eens verward met die van Nicolla Amati. En dat is niet verwonderlijk, want de instrumenten van beide heren lijken frappant veel op elkaar. Daardoor doet het verhaal de ronde dat Jacobs het vak bij de fameuze vioolbouwers in Cremona zou hebben geleerd. Sterker nog, Jacobs zou de schoonzoon van Hieronymus Amati en de stiefbroeder van Nicolla Amati zijn geweest en om een of andere reden uit Italië naar Amsterdam zijn gevlucht. Er doen ook geruchten de ronde, dat men Jacobs heeft gesignaleerd bij een beroemde zilversmid in Bologna, waar hij zich het fijn‑instrumentmakersvak zou hebben eigen gemaakt.

Wel aan. Door gebrek aan sluitend bewijs voor het tegendeel kunnen deze versies niet helemáál worden uitgesloten. Het zou evenwel betekenen, dat Hendrik Jacobs vóór zijn 25‑ste jaar lange tijd in Italië heeft gewoond en daar getrouwd is geweest. En dat lijkt niet alleen hoogst onwaarschijnlijk, er bestaan ook geen bewijsstukken die in die richting wijzen.

Feit is dat Hendrik Jacobs eerst beroemd is geworden door zijn ‘imitaties’ van de Amati‑violen en pas later door de werkelijke kwaliteit van zijn instrumenten. Er zijn dan ook meerdere Hendrik Jacobsen verkocht als Amati’s. Het kan natuurlijk zijn geweest dat Hendrik Jacobs zelf zich aan die zwendel heeft schuldig gemaakt, maar meer voor de hand ligt dat het louche handelaren zijn geweest, die het Jacobs-merk vervingen door een vals Amati‑etiket. Het aantal kenners dat een en ander met gezag kon controleren was tenslotte beperkt. Zelfs nog Marin Rio Marsick (1848‑1924), de beroemde Belgische violist en pedagoog aan het Conservatoire de Paris, heeft lange tijd in de veronderstelling verkeerd een Amati onder de kin te hebben, voor hij ontdekte dat het een Hendrik Jacobs was.

Sterker nog. Het is niet eens bekend of Hendrik Jacobs ooit wel een echte Amati onder ogen heeft gehad of dat hij alleen over de beschrijvingen ervan beschikte. Maar als hij er een heeft gezien, dan is het waarschijnlijk een exemplaar geweest van de rondreizende Oostenrijkse instrumentbouwer Stainer, toen deze Amsterdam bezocht. Tegenwoordig zal geen vioolkenner de verschillen tussen een Amati en een Hendrik Jacobs meer ontgaan. De rondingen van een Jacobs‑viool zijn langer dan die van een Amati en ook de /‑gaten verschillen.

Signatuur

Imitaties of niet, de violen van Hendrik Jacobs zijn wereldberoemd geworden. De altviolen en violoncelli van zijn hand wellicht wat minder, maar geen andere Nederlandse strijkinstrumentenbouwer heeft zich zo’n naam onder de kenners verworven als Hendrik Jacobs. Er bestaat zelfs literatuur waarin hij wordt ingedeeld bij de tien beste vioolbouwers aller tijden. Niet alleen de typische Jacobs‑zangbalk maar ook de zuivere afwerking van de bladen en de krul ­kenmerken zijn instrumenten. Ook het vernis waarmee de violen werden afgelakt is vermaard geworden. En om het sprookje volledig te maken, is elke bespeler van een Jacobs verslaafd geraakt aan de bijzondere klank van zijn instrument.

De violen van Hendrik Jacobs hadden trouwens nog een andere opvallende signatuur: vele ervan waren ingelegd met walvisbalein. Een gitzwart materiaal dat in de zeventiende eeuw in Holland, met zijn bloeiende walvisvaart, ruim voorhanden was. Walvisbalein gaf de instrumenten een chic uiterlijk. Helaas heeft het de vervelende eigenschap niet goed te hechten, waardoor het nogal gemakkelijk loslaat en gaat meetrillen. Niet dat Hendrik Jacobs de enige was die balein als decoratiemateriaal gebruikte. Andere Hollandse bouwers in die tijd deden hetzelfde en er bestaan ook Duitse en Italiaanse violen die ermee zijn uitgerust. Dat neemt niet weg dat tegenwoordig in vioolbouwerskringen walvisbalein onmiddellijk met Hendrik Jacobs wordt geassocieerd.

Tenslotte

Jacobs‑violen zijn inmiddels zeldzaam geworden en als er al een te koop is, vermeldt het prijskaartje een  duizelingwekkend bedrag. Er schuilt echter een addertje onder het gras. Sommige etiketten van Jacobs‑violen noemen een jaartal dat recenter is dan 1704. Toen leefde Hendrik Jacobs echter niet meer! Het lijkt waarschijnlijk dat Pieter Rombouts de instrumenten waaraan Hendrik Jacobs tot vlak voor zijn dood werkte, heeft afgebouwd. Maar er zijn ook boze tongen die fluisteren dat Pieter Rombouts nog een tijd lang de naam van zijn stiefvader heeft gebruikt om zijn eigen violen een meerwaarde te kunnen geven. Enigszins merkwaardig is het inderdaad, dat Rombouts pas vanaf 1709 zijn instrumenten van eigen etiketten voorzag. Wie zal het zeggen? Pieter Rombouts was ambachtelijk zeker zo bekwaam als Jacobs, maar zijn instrumenten zijn minder verfijnd dan de exemplaren waarmee zijn stiefvader beroemd is geworden.

Waarmee we zijn aangeland bij het einde van Hendriks Jacobs. Terwijl hij zijn hele leven had gewoond en gewerkt in de Anthonybreestraat, stierf de Amsterdamse instrumentmaker op 31 december 1704 aan de Botermarkt (Rembrandtplein). Pieter Rombouts had ‘de zaak’ toen al overgenomen en de andere stiefzoon _ Gijsbert Verbeek _ was als houtbewerker en vioolmaker voor zichzelf begonnen. Er ontstond een groeiende vraag naar strijkinstrumenten en dat betekende brood op de plank voor goede instrumentenbouwers. ‘Zo rijk als Stradivarius’ was indertijd een volksuitdrukking in Noord‑Italië. Dermate vermogend zijn de Nederlandse vioolbouwers nooit geworden, maar ook zij maakten deel uit van een redelijk tot goed betaald gilde vaklieden.

Bron: Niels Le Large

*) Met dank aan Johan Giskes.